Analyse Oeroeg
Stap 8: verhaalanalyse
1. Plaatsing in hoofdgenres: epiek, omdat het een verhaal is, die niet zakelijk is en ook geen toneelstuk of zoiets.
2. Compositie: fabel is gelijk aan sujet, want het verhaal word chronologisch vertelt, vanaf het moment dat hij een kind was tot dat hij ouder is.
“Twee jaren… zij onvruchtbaar.” Bladzijde 8.
“Oeroeg had… naar Soerabaja.” Bladzijde 97.
“Na het… wat gemoedelijker.” Bladzijde 102.
3. Handeling: - Thema: Een Hollandse en Indonesische jongen zijn van geboorte af aan bevriend, maar de vriendschap kan door de jaren heen geen stand houden.
“Oeroeg was mijn vriend.” Bladzijde 5.
“Oeroeg, Lida… jaren terugvinden.” Bladzijde 102.
“De scheiding… was volkomen.” Bladzijde 107.
- De idee: Het is een boekenweekgeschenk in 1948.
- Hoofdhandeling: Oeroeg en de ik-persoon worden uit elkaar gedreven
- Bijhandelingen: Niet aanwezig
- Spanning:
“Oeroeg was mijn vriend.” Bladzijde 5. De eerste zin van het verhaal
waardoor je wil weten waarom Oeroeg zijn vriend WAS.
- Open plekken: Je weet niet hoe Oeroeg denkt.
“Wat Oeroeg… het duister.” Bladzijde 37.
“Ik kan... verleden behoort.” Bladzijde 6.
- Gesloten of open einde: Open. Het verhaal kan nog verder gaan, maar
het boek houdt hier op.
“De tijd… het leren.” Bladzijde 116.
Ook worden er allerlei vragen gesteld waar je geen antwoord op krijgt.
“Ben ik… wil zijn?” Bladzijde 116.
4. Stof en motief:- Interne motieven: Vriendschap tussen een Hollandse en Indonesische
jongen.
- Externe motieven: Het VOC-Verleden.
- Stof: Hollanders vestigden zich in Indonesië tijdens de periode dat
Indonesië onafhankelijk wilde worden, daar konden natuurlijk
vriendschappen ontstaan onderling, maar dat was erg zeldzaam en werd
als vreemd beschouwt.
“Hoewel ik… huisbedienden opwekten.” Bladzijde 37.
- Toespeling: Het verschil tussen Hollanders en Indonesiërs in de periode
dat Indonesië onafhankelijk wilde worden.
“Tijdens deze… de onderneming.” Bladzijde 55.
“Ik was… gekeerd hadden.” Bladzijde 104.
“Ik luisterde… het algemeen.” Bladzijde 105.
5. Personages: - Hoofdfiguur: De ik-persoon
è Innerlijk: Erg gehecht aan Oeroeg; spreekt beter Soendanees dan Nederlands, verder weinig informatie.
è Uiterlijk: Langer dan Oeroeg; sproeten; blank; beetje lomp.
- Bijfiguur: Oeroeg
è Innerlijk: Gedrag van een inlander, verder weinig informatie.
è Uiterlijk: Gespierd, mager lichaam; egale donkere kleur; roze vlekken (hij had een huidziekte gehad); plat en breed gezicht; gespannen, zoekende blik in zijn ogen; donkere ogen.
- Bijfiguur: Lida
è Innerlijk: Groene-zeep mentaliteit (geen fantasie, geen begrip voor het bestaan van dingen die zij zich niet kan voorstellen, een onuitroeibare argeloosheid, geen vooroordelen kennend, heel eerlijk, loyaal).
è Uiterlijk: middelgroot, vrij mager gestalte; kort blond steil haar; grijze ogen; opvallend, onregelmatig gezicht.
- Held en antiheld: De hoofdpersoon is een antiheld, omdat hij zelf niet de
loop van gebeurtenissen bepaald, het gebeurt nou eenmaal en hij heeft het
niet in eigen handen.
- Vlak karakter: De ik-persoon is een vlak karakter, omdat je een paar
karaktertrekken kent, maar zijn persoonlijkheid niet en je kent hem ook niet
door en door, je weet alleen wat hij meemaakt.
Oeroeg is ook een vlak karakter, ook al weet je eigenlijk meer van hem
dan van de ik-persoon. Hij wordt helemaal beschreven, maar in het verhaal
kom je nauwelijks te weten wat Oeroeg zijn gedachtes zijn over bepaalde
dingen, die je weer iets meer van de hoofdpersoon ziet.
“Wat Oeroeg… het duister.” Bladzijde 37.
6. Plaats, ruimte:- Historische tijd: De tijd dat Indonesië onafhankelijk wilde worden. “‘De desa-man… strak aankeek.” Bladzijde 105.
- Plaats: Indië.
“Al mag… school gingen.” Bladzijde 5.
- Ruimte: -
7. Tijd: - Tijdsduur: De gehele jeugd van de geboorte af aan tot volwassen zijn van Oeroeg en de hoofdpersoon.
“Oeroeg was… administrateur was.” Bladzijde 6.
“Wij waren… kinderen meer.” Bladzijde 73.
“Ik heb… doorgebrachte jeugd.” Bladzijde 116.
- Versnelling:
“Twee jaren… zij onvruchtbaar.” Bladzijde 6.
“Wij verzuimden… de winkelbuurten.” Bladzijde 61.
“De volgende… naar Batavia.” Bladzijde 97.
- Vertraging:
“Ik richtte… zweeg nooit.” Bladzijde 112-113.
- Innerlijke monoloog:
“Ik weet… vage ergernis.” Bladzijde 19.
“Nooit heb… de zachtmoedige.” Bladzijde 31.
- Tijdsvolgorde: Chronologisch.
- Flashback: De ik-persoon vertelt over zijn jeugd (op chronologische
wijze), dus in principe is het hele boek één grote flashback.
“Ik heb… de wind.” Bladzijde 116.
“Als ik… het verleden.” Bladzijde 5.
- Flash forward:
“Het zag… zou worden.” Bladzijde 64.
“Van Oeroeg… had toegedragen.” Bladzijde 88.
- Ab ovo, in medias res, post rem: Het verhaal is ab ovo.
8. Perspectief: - Het verhaal is personaal, met een ik-perspectief.
“Wel ergerde… doorgemaakte huidziekte.” Bladzijde 10.
- Betrouwbaarheid: Je komt het verhaal maar van één persoon te weten,
dus het is niet heel erg betrouwbaar.
9. Opbouw boek:- Kaft: De kaft heeft wel een beetje Indische sferen, en ik denk dat het een
beetje moet slaan op het meer waar de ik-persoon als klein jochie bijna in sterft en waar Oeroeg zijn pistool op de ik-persoon richt: Telaga Hideung.
- Titel: Oeroeg. Heel erg duidelijk, het boek draait om de vriendschap
tussen hem en de ik-persoon.
- Opdracht: Het is een boekenweekgeschenk.
- Motto: Niet aanwezig.
- Proloog: Niet aanwezig.
- Epiloog: Niet aanwezig.
Stap 9: Recensie
Prachtig begin van een glansrijke carrière
door Laura Starreveld, 25 maart 2008
Met Oeroeg won Hella S. Haasse in 1948 de novelle-prijsvraag van het CPNB. Het werd dat jaar het boekenweekgeschenk en daarmee deed Hella S. Haasse definitief haar intrede in de Nederlandse letteren. In de jaren die volgden schreef ze vele romans en werd ze meermalen bekroond, onder andere met de Constantijn Huygensprijs (1981), de P. C. Hooftprijs (1984) en de Prijs der Nederlandse Letteren (2004). Vandaag de dag behoort Hella S. Haasse tot een van de bekendste gevestigde Nederlandse auteurs, en werd Oeroeg gekozen voor Nederland Leest 2009.
Terug naar waar Haasses glansrijke carrière mee begon: Oeroeg. De novelle speelt zich af in Nederlands-Indië, in de jaren dertig van de vorige eeuw. Hoofdlijn is de warme vriendschap tussen een Nederlandse planterszoon en een Indische jongen, Oeroeg. De jongens groeien, ondanks hun verschil in komaf, samen op en zijn beste maatjes. In hun kinderlijke onschuld lijkt geen van de twee jongens er ooit bij stil te staan dat hun vriendschap over een grens gaat die in het leven van volwassenen een grote rol speelt: de grens tussen arm en rijk, en die tussen hoger geplaatste en ondergeschikte. Oeroeg lijkt zich van deze kloof af en toe bewust, de ander, de ‘ik’ die het verhaal vertelt, niet. De Nederlandse planterszoon krijgt thuis op de plantage les zodat hij na de zomer naar school kan. Oeroeg slaat dit alles noodgedwongen van een afstand gade, al lijkt deze afstand hem niet te deren, nog niet althans.
Als de vader van Oeroeg verdrinkt tijdens een nachtelijke zwempartij van de rijke plantersfamilie en hun gasten wordt Oeroeg, als pleister op de wonde, ook naar school gestuurd. Hij gaat weliswaar naar een andere school dan de ik in het verhaal, maar dit doet geen afbreuk aan de innige vriendschap. Naarmate de jongens ouder worden begint het standenverschil zich langzaam af te tekenen. Als ze in de pubertijd komen gaat Oeroeg met andere jongens om en interesseert zich soms voor andere dingen. De dingen waar ze vroeger zoveel lol aan beleefden zijn ineens niet meer zo leuk als ze waren. De ik ziet dat wel, maar lijkt zich in al zijn naïviteit niet bewust van de op handen zijnde verwijdering. Pas als de Nederlandse planterszoon naar Nederland wordt gestuurd om te studeren en Oeroeg in Indië achterblijft, lijkt ook hij in de gaten te krijgen dat aan de warme en innige vriendschap een einde komt. Als hij jaren later naar Indië terugkeert komen ze weer oog in oog te staan. Ze staan dan letterlijk tegenover elkaar en pas dan realiseert de ik zich dat wat was nooit meer terug zal komen.
Met Oeroeg heeft Haasse een aangrijpend verhaal geschreven over vriendschap. De novelle verscheen in een tijd dat Nederlands-Indië een politiek hot item was en ook nu is de roman nog interessant en actueel. Het verhaal over vriendschap die langzaamaan verbrokkelt door rassenverschil en door toedoen van politieke ontwikkelingen is van alle tijden. Tegelijkertijd geeft Haasse een blik in het verleden; in het verleden van Nederlands-Indië en de verhoudingen tussen de inheemse bevolking en de Nederlanders daar. Dat Haasse haar jeugd in Indië heeft doorgebracht en daardoor als geen ander de sfeer van het kolonieleven weet op te roepen, is overduidelijk. Ongetwijfeld zullen bepaalde personages gemodelleerd zijn naar levensechte mensen en dit komt de novelle zeker ten goede. Haasse roept eveneens een levensecht Indisch landschap op. De heuvels, de plantages, het eten, de geuren, de warmte; ze ademen je vanaf elke bladzijde tegemoet.
Het verhaal wordt verteld door de Nederlandse planterszoon die terugblikt op zijn leven. Het gevaar ligt dan op de loer dat de kinderblik vertroebeld raakt door het perspectief van de volwassene. In Oeroeg gebeurt dit gelukkig niet. Af en toe geeft de verteller aan hoe hij denkt dat hij bepaalde dingen zag of beleefde, maar geeft daarbij wel aan dat dat beeld vertekend kan zijn door de jaren. Dit maakt de vertelling absoluut geloofwaardig.
Op één plek slaat Haasse de plank echter mis. De hoofdpersoon zoekt Oeroeg op, die inmiddels bij vriend Abdullah en zijn familie woont, om afscheid te nemen voor hij naar Europa vertrekt. Eenzelfde gevoel als bij de aanblik van het meer Telaga Hideung, het meer waar zoveel angstaanjagende verhalen de ronde over deden en waar de ik bang voor was, overvalt hem. Hij beschrijft zijn gevoel tijdens het bezoek aan Oeroeg als volgt:
‘De achtertuin was schemerdonker, bijna geheel overkoepeld door het neerhangende loof en de luchtwortels van een waringinboom. Ik weet dat het vreemd klinkt, maar gedurende één ogenblik scheen het mij, dat er overeenkomst bestond tussen deze schaduwachtige achtergalerij vol planten en vogels, en Telaga Hideung, zoals ik het gezien had, toen er een wolk voor de zon trok.’
Dat een gevoel van angst zich meester maakt van de hoofdpersoon is niet zo zeer vreemd, maar de vergelijking die dat gevoel duidelijk moet maken komt niet uit de verf en mist daardoor zijn werking.
Deze kleine misser doet echter niet af aan de novelle als geheel. Haasse heeft met Oeroeg gewoon een ontzettend goed en aansprekend verhaal geschreven. Zoals we later van haar gewend zullen raken weet zij als geen ander de sfeer van Nederlands-Indië op iedere bladzijde voelbaar te maken. Die kwaliteit, en dat in dit tijdloze verhaal over vriendschap, rassenverschil en standen, maakt dat de novelle zelfs zestig jaar na verschijnen nog actueel is. Aan het einde van de novelle zegt de hoofdpersoon:
‘Ik heb niet anders willen doen, dan een verslag neerschrijven van onze gezamenlijk doorgebrachte jeugd. Ik heb het beeld van die jaren willen vastleggen, die nu zo spoorloos voorbij zijn als waren zij niet meer geweest dan rook in de wind.’
Het beeld van die jaren is met Oeroeg vastgelegd, voor minstens nog zestig jaar.
Geen twee uurtjes over
Vrijdag 20 december 2002 door Pieter Steinz
Hella S. Haasse is, zegt men, een van de grootste Nederlandse schrijvers van de afgelopen eeuw; ze wordt ten onrechte niet gezien als een van de Grote Drie; en haar beste boeken geven als weinig andere een beeld van de koloniale en postkoloniale verhoudingen tussen Nederland en Indië. In het licht van al deze aanprijzingen is het geen wonder dat ik me schaamde dat ik tot dit jaar nooit wat van deze Grote Oude Dame gelezen had. Vooral haar debuut Oeroeg keerde me al jaren vanuit de boekenkast verwijtend de rug toe. Een smalle rug, en dat maakte het erger. Oeroeg, dat in 1948 anoniem als boekenweekgeschenk verscheen, beslaat met een normale bladspiegel nog geen negentig bladzijden. In de kwart eeuw sinds de novelle me op school was aangeraden, had ik de benodigde twee uur leestijd kennelijk nog steeds niet kunnen vrijmaken.
`Kunnen', of `willen'? Hoewel ik heb genoten van Indië-romans als Max Havelaar en De stille kracht, moet ik toegeven dat ik matig geïnteresseerd ben in de koloniale ervaring in de Gordel van Smaragd. Tenminste, wanneer die verwerkt is in wat ik voor het gemak maar tempo-doeloe-proza zal noemen: poëtische lamentaties over een zoetgeurende paradijs, waaruit de schrijver (m/v) doorgaans als onschuldig kind verstoten is. En ja, ook Oeroeg valt in deze categorie. Het verhaal van de vriendschap – en het uit elkaar groeien – van een plantersjongen en de zoon van een inlander is exemplarisch voor de Indische trauma's van honderdduizenden landgenoten, die na de Tweede Wereldoorlog tegenover de mensen kwamen te staan met wie ze jarenlang in vrede hadden samengeleefd. De `ik' uit Oeroeg voelt zich aan het eind `voorgoed een vreemde in het land van mijn geboorte' en ondervindt daarmee hetzelfde als alle Indische Nederlanders die na de koloniale oorlog de sawa moesten ruimen. Voor hem is dat extra pijnlijk omdat hij zich nooit neerbuigend heeft opgesteld en hij zijn vriend onder alle omstandigheden heeft verdedigd.
Natuurlijk had ik na lezing van Oeroeg – het kostte uiteindelijk één uur en vijftig minuten – graag geschreven dat mijn bezwaren tegen de Nederlands-Indische literatuur dankzij Haasses vroege meesterwerk in één klap verdwenen zijn. Of anders wel dat ik juist gesterkt ben in mijn oude vooroordelen. De werkelijkheid is minder extreem. Oeroeg is een sensibel geschreven lied van weemoed en verlangen, dat verbluft omdat het uit de pen van een debutant vloeide. Maar écht raken deed het me niet; daarvoor is de stijl te braaf en blijven de personages te veel op afstand. Zelfs de dramatische verdrinkingsdood van Oeroegs vader, tussen de waterplanten van een bergmeertje, heeft iets onaandoenlijks.
Niettemin heb ik Oeroeg tevreden in mijn kast teruggezet. Mijn volgende project wordt het lezen van dat andere wereldberoemde boekenweekgeschenk: Het volgende verhaal van Cees Nooteboom.
'Oeroeg' is nog steeds een mysterie
Wat is de betekenis van Indië, zestig jaar na dato?
Donderdag 24 december 2009 door Elsbeth Etty
Het Nederlands verleden in Indonesië blijft schrijvers fascineren, maar het Indonesisch heden wordt steeds belangrijker.
Ook in Nederland is er weinig aandacht voor het verlies van de kolonie, behalve in de wereld van het boek. Zo stond de jaarlijkse campagne ‘Nederland Leest’ in het teken van Hella Haasses Oeroeg (1948). Daarin ziet een Hollandse planterszoon zijn inlandse jeugdvriend veranderen in een islamitische strijder voor de onafhankelijkheid.
Al sinds zijn verschijning maakt Oeroeg discussies los. Indo’s zoals de in Nederland geboren schrijver Tjalie Robinson (1911- 1974) hebben Haasse verweten dat Oeroeg louter vanuit het perspectief van de blanke koloniaal, is geschreven, zonder begrip voor mensen van ‘gemengd bloed’, laat staan voor de geknechte inlandse bevolking. Het verwijt is niet terecht. Oeroeg, wat ‘instorting’ of ‘verschuiving van grond’ betekent, laat zien dat het einde van de koloniale heerschappij een aardverschuiving teweegbracht voor in Indië geboren Europeanen, die dat land als hun vaderland beschouwden.
“Oeroeg”
Keuze boek
Door de dekolonisatie van Indonesië zijn er veel Nederlands Indiërs naar Nederland gemigreerd. Voor deze mensen worden er speciale “bijeenkomsten” georganiseerd, genaamd “De Kumpulan”. Mijn eigen oma is zelf ook na de Tweede Wereldoorlog met de boot naar Nederland gekomen. Zij bezoekt dan ook vaak “De Kumpulan”. Twee maanden geleden bezocht ik samen met mijn familie “De Kumpulan”. Tijdens dit bezoek kwam ik veel te weten over Nederlands-Indië. Na afloop van de bijeenkomst kreeg iedereen een boek mee; “Oeroeg” van Hella Haase. Bij thuiskomst besloot ik dit boek uit nieuwsgierigheid maar te gaan lezen. Vandaar mijn recensie over dit boek.
Algemene informatie
“Oeroeg” is geschreven door Hella S. Haasse. Het boek is uitgegeven in 1948 door uitgeverij Querido. Met “Oeroeg” won Haasse in de novelle-prijsvraag van het CPNB in het jaar 1948. Het werd dat jaar het boekenweekgeschenk en daarmee deed Hella S. Haasse definitief haar intrede in de Nederlandse letteren. In de jaren daarna schreef ze vele romans en werd ze meermalen bekroond, onder andere met de Constantijn Huygensprijs in 1981, de P. C. Hooftprijs in 1984 en de Prijs der Nederlandse Letteren in 2004. Vandaag de dag behoort Hella S. Haasse tot een van de bekendste Nederlandse schrijvers, en werd “Oeroeg” gekozen voor Nederland Leest 2009. “Oeroeg” is een novelle.
Plot van het verhaal
Het verhaal speelt zich af in de jaren 30 in Nederlands-Indië. Het gaat in het verhaal om de vriendschap tussen een Nederlandse jongen en de Indische jongen; Oeroeg. De Nederlandse jongen is in het verhaal de ik-persoon. De twee totaal verschillende jongens groeien samen op en kunnen het erg goed met elkaar vinden. Ze staan er allebei niet bij stil dat hun vriendschap symbool staat voor veel dingen. Zo staat hun vriendschap symbool voor de verschillen tussen arm en rijk, hoger geplaatste en ondergeschikte. Wat voor een kind geen belangrijke onderwerpen zijn maar voor volwassenen wel. Oeroeg staat hier wel soms bij stil in tegenstelling tot de Nederlandse jongen. De reden hiervoor is dat Oeroeg zichzelf als een onderdrukte ziet, de Nederlanders hadden namelijk de macht in de kolonie.
De Nederlandse jongen krijgt les op de plantage van zijn ouders, in de zomer kan hij doordat hij werk verricht op de plantage naar school toe. Oeroeg slaat dit alles noodgedwongen van een afstand gade, al lijkt deze afstand hem niets uit te maken, nog niet in ieder geval.
Op een avond gaat de Nederlandse familie zwemmen. De vader van Oeroeg verdrinkt tijdens deze zwempartij. Hierdoor wordt Oeroeg, als pleister op de wond ook naar school gestuurd. In Nederlands-Indië had je in de periode waarin het verhaal zich afspeelt verschillende scholen waar dan ook verschillende kinderen op zaten. Oeroeg gaat dus naar een andere school dan de Nederlandse jongen. Deze scheiding leidt tot verbazing niet tot een breuk tussen de twee jongens.
De tijd verstrijkt en de jongens worden ouder. Door het standen verschil begint langzaamaan toch de vriendschap minder hecht te worden en tot een scheiding te leiden. In de Pubertijd krijgt Oeroeg andere vrienden en interesseert zich ook voor andere dingen. De dingen die ze vroeger samen deden beleefden ze nu ineens als minder leuk en speciaal. De Nederlandse jongen heeft dit in de gaten maar lijkt zich in al zijn naïviteit niet bewust van het uit elkaar groeien. Als de Nederlandse jongen naar Nederland wordt gestuurd om te studeren en Oeroeg in Indië achterblijft, lijkt ook Oeroeg ook in de gaten te krijgen dat de hechte vriendschap niet langer zal voortduren.
Als de Nederlandse jongen jaren later naar Indië terugkeert komen ze weer oog in oog te staan. Ze staan dan pas letterlijk tegenover elkaar en dan pas realiseert de Nederlandse jongen zich dat de band die ze hadden, ze nooit meer zullen hebben.
Mijn mening
Ik vind het echt een prachtig aangrijpend verhaal! De verschillen tussen deze jongens worden heel goed verwoord in het boek. Je kan je hierdoor heel goed inleven in de twee totaal verschillende jongens. Ook heeft het boek mij een bredere blik gegeven op de toestand in Nederlands-Indië in de periode waarin het verhaal zich afspeelt. Het verhaal is in mooie eenvoudige zinnen geschreven. De belevenissen worden niet te gedetailleerd beschreven, maar ook niet dat je denkt na het lezen van een bladzijde waar ging het over? Of wat is de verhaallijn? Het onderwerp van het boek vind ik zelf ook erg goed gekozen. Het blijft namelijk altijd actueel, want wanneer zullen er nou geen rassenverschillen zijn? Haasse heeft een schrijfstijl die niet veel schrijvers hebben, namelijk een sfeer-overbrengende schrijfstijl. Het gevoel van het leven in de kolonie en de omgeving waarin het zich afspeelt, spelen een grote rol. De woorden stralen warmte uit en laten je een kijkje nemen in het adembenemend mooie Indië! Het is meer dan een bestseller!
De intieme vreemdheid van taal
door Daan Stoffelsen, 5 november 2009
Veroudert literatuur? Nee, is je eerste reflex, natuurlijk niet. Wat is er verouderd aan een thema als vriendschap over de grenzen van culturen, hoeveel kernachtiger en tijdlozer kan het Nederlands zijn van een eerste zin als ‘Oeroeg was mijn vriend’? Toch zijn er genoeg klassiekers waarvan de vertaling uit die tijd vervangen werd door een nieuwe, en werd de vorige Nederland leest-titel, Twee vrouwen, ook als versimpelde Leeslicht-editie uitgegeven. Is de taal van Hella Haasses debuut uit 1948 verouderd?
In 1954 verscheen de vertaling van André Pols van Giovanni Verga’s meesterwerk Mastro-don Gesualdo. De beginzin daarvan is: ‘Er werd voor de vroegmis geluid in San Giovanni, maar het stadje sliep nog heel vast, want het regende al sedert drie dagen en op de akkers zakten de mensen tot aan de knieën in de modder.’ Dat gebruik van ‘stadje’ voor paese getuigt van weinig kennis van het stadje in kwestie, Vizzini, en het verkleinwoord in combinatie met dit gebruik van het bijwoord ‘heel’ maakt het nogal kneuterig. ‘Sedert’ geeft vervolgens de ouderdom van de tekst helemaal weg (meer over de nieuwe vertaling hier, en hier).
In 1955 verscheen Nini Brunts vertaling van Franz Kafka’s Betrachtung, een bundel korte verhalen, waaronder het ultrakorte, prachtige ‘Wens, Indiaan te worden’:
‘Als je toch eens een indiaan was, meteen op je hoede, en je op je hollende paard, scheef in de lucht, altijd weer kort trilde boven de trillende aarde, tot je de sporen vergat, want er waren geen sporen, tot je de teugels wegsmeet, want er waren geen teugels, en je het land voor je als gladgemaaide heide nauwelijks zag, al zonder paardennek en paardenhoofd.’
Het zal toch niet de bedoeling zijn dat we ons in gezelschap van Arendsoog lijken te bevinden, ‘op je hoede’, ‘op je hollende paard’? Willem van Toorns nieuwe vertaling, ‘altijd alert’ en ‘op je galopperende paard’, is zakelijker, directer, moderner (lees ook dit gesprek met hem).
In 1948, zeven jaar eerder, verscheen Oeroeg. Nee, het is niet eerlijk vertalingen af te zetten tegen originele teksten, zeker niet vertalingen van oudere teksten (respectievelijk 1889 en 1913) . Maar dit is wel het Nederlands dat mensen nog lazen ná Haasses debuut. En dan is het contrast met die beginzinnen van Oeroeg groot. Die zijn helder. ‘Als ik terugdenk aan mijn kindertijd en mijn jongensjaren, verschijnt onder uitzondering het beeld van Oeroeg in mij,’ vervolgt Haasses verteller.
‘In mij’ is eigenaardig, maar versterkt het beeld van het zichtbaar krassen van een verborgen voorstelling, en het benadrukt de identificatie die de jongensvriendschap van begin af aan in zich heeft. En vervolgens ‘als was mijn herinnering gelijk aan een van die toverplaatjes die we vroeger plachten te kopen, drie voor een dubbeltje’ – ik denk dat we daar tegenwoordig ‘alsof’ zouden gebruiken – en men pleegt tegenwoordig weinig meer. Maar storend is het niet.
Heeft die ijzersterke beginzin, en de soepele constructie ons dan al toegeeflijker gemaakt voor verouderde constructies? ‘Oeroeg was mijn vriend’ combineert in maar vier woorden de positie van de verteller, het verlies en het thema, de vriendschap, met die vreemde naam. Deze eerste zin maakt nieuwsgierig. Dan volgt het beeld van de toverplaatjes, dat niets weggeeft van de tragedie, maar wel van de aard van deze verbintenis: ‘Zó komt ook Oeroeg tot me terug, wanneer ik me verdiep in het verleden.’ En dan tweemaal opsommend waar ze samen waren, wat ze samen deden – Oeroeg en ik, Oeroeg en ik, Oeroeg en ik. Het einde van de eerste alinea haalt de lezer definitief over om door te lezen:
‘Misschien prikkelt mij zijn onherroepelijk, onbegrijpelijk anderszijn, dat geheim van geest en bloed, dat voor kind en knaap nog geen problemen opwierp, maar dat nu des te kwellender schijnt.’
Hoe had Oeroeg anno 2009 anders geschreven kunnen zijn? Met ‘lijkt’ in plaats van ‘schijnt’, en ‘knaap’ was gesneuveld, niet zozeer omdat het ouderwets is, maar omdat alliteraties zelfs in gebeeldhouwde, bijna aforistische zinnen als deze niet sober genoeg zijn naar de smaak van uitgevers van nu. Maar kneuterig is het niet, ouderwets evenmin, het is geen W.G. van der Hulst of Johannes Nowee, je hoeft je niet in te zetten om door te lezen.
En had Oeroeg simpeler geschreven kunnen zijn? Ongetwijfeld. De reeks Leeslicht, een initiatief van stichting Lezen & Schrijven en Uitgeverij Eenvoudig Communiceren, richt zich op de 1,5 miljoen laaggeletterden die ons land kent. De bewerkers snoeien in zinsstructuur en moeilijke woorden tot er korte, simpele zinnen staan, zo ongeveer als de eerste zin van Oeroeg. De bewerkster van Twee vrouwen kwam bij Radio Nederland Wereldomroep aan het woord, en haar behandeling van de eerste alinea’s van Mulisch’ boek is illustratief: ‘Ik zit de hele avond in mijn werkkamer. Met een fles wijn. Plotseling ben ik doodmoe.’ Ongetwijfeld waren ook de constructies van Haasses zinnen na de eerste sterk vereenvoudigd, en waren woorden als ‘entourage’, maar vooral ‘sawapaden’ en ‘mandoer’, dan gesneuveld.
Ik geloof niet dat de stijl van Oeroeg verouderd is, maar wat mij ‘knaap’ doet accepteren, maakt ook ‘mandoer’ vanzelfsprekend; het is een welwillendheid die opgewekt wordt door juist die complexere structurering van de tekst en – toegegeven – die leeslichte beginzin. Het is die welwillendheid die noodzakelijk is om dit boek, om alle literatuur te kunnen lezen. Want het is de vreemdheid van die woorden, niet van een andere tijd maar van een andere cultuur, die juist essentieel is voor deze geschiedenis. Misschien is dat de reden dat Haasse haar toestemming tot een Leeslicht-bewerking niet heeft gegeven: al vanaf de eerste keer dat de naam Oeroeg valt, begint een proces van identificatie en analyse, van intimiteit en afstand nemen, dat eenvoudigweg niet te versimpelen is, of te moderniseren.
door Daan Stoffelsen, 5 november 2009
Veroudert literatuur? Nee, is je eerste reflex, natuurlijk niet. Wat is er verouderd aan een thema als vriendschap over de grenzen van culturen, hoeveel kernachtiger en tijdlozer kan het Nederlands zijn van een eerste zin als ‘Oeroeg was mijn vriend’? Toch zijn er genoeg klassiekers waarvan de vertaling uit die tijd vervangen werd door een nieuwe, en werd de vorige Nederland leest-titel, Twee vrouwen, ook als versimpelde Leeslicht-editie uitgegeven. Is de taal van Hella Haasses debuut uit 1948 verouderd?
In 1954 verscheen de vertaling van André Pols van Giovanni Verga’s meesterwerk Mastro-don Gesualdo. De beginzin daarvan is: ‘Er werd voor de vroegmis geluid in San Giovanni, maar het stadje sliep nog heel vast, want het regende al sedert drie dagen en op de akkers zakten de mensen tot aan de knieën in de modder.’ Dat gebruik van ‘stadje’ voor paese getuigt van weinig kennis van het stadje in kwestie, Vizzini, en het verkleinwoord in combinatie met dit gebruik van het bijwoord ‘heel’ maakt het nogal kneuterig. ‘Sedert’ geeft vervolgens de ouderdom van de tekst helemaal weg (meer over de nieuwe vertaling hier, en hier).
In 1955 verscheen Nini Brunts vertaling van Franz Kafka’s Betrachtung, een bundel korte verhalen, waaronder het ultrakorte, prachtige ‘Wens, Indiaan te worden’:
‘Als je toch eens een indiaan was, meteen op je hoede, en je op je hollende paard, scheef in de lucht, altijd weer kort trilde boven de trillende aarde, tot je de sporen vergat, want er waren geen sporen, tot je de teugels wegsmeet, want er waren geen teugels, en je het land voor je als gladgemaaide heide nauwelijks zag, al zonder paardennek en paardenhoofd.’
Het zal toch niet de bedoeling zijn dat we ons in gezelschap van Arendsoog lijken te bevinden, ‘op je hoede’, ‘op je hollende paard’? Willem van Toorns nieuwe vertaling, ‘altijd alert’ en ‘op je galopperende paard’, is zakelijker, directer, moderner (lees ook dit gesprek met hem).
In 1948, zeven jaar eerder, verscheen Oeroeg. Nee, het is niet eerlijk vertalingen af te zetten tegen originele teksten, zeker niet vertalingen van oudere teksten (respectievelijk 1889 en 1913) . Maar dit is wel het Nederlands dat mensen nog lazen ná Haasses debuut. En dan is het contrast met die beginzinnen van Oeroeg groot. Die zijn helder. ‘Als ik terugdenk aan mijn kindertijd en mijn jongensjaren, verschijnt onder uitzondering het beeld van Oeroeg in mij,’ vervolgt Haasses verteller.
‘In mij’ is eigenaardig, maar versterkt het beeld van het zichtbaar krassen van een verborgen voorstelling, en het benadrukt de identificatie die de jongensvriendschap van begin af aan in zich heeft. En vervolgens ‘als was mijn herinnering gelijk aan een van die toverplaatjes die we vroeger plachten te kopen, drie voor een dubbeltje’ – ik denk dat we daar tegenwoordig ‘alsof’ zouden gebruiken – en men pleegt tegenwoordig weinig meer. Maar storend is het niet.
Heeft die ijzersterke beginzin, en de soepele constructie ons dan al toegeeflijker gemaakt voor verouderde constructies? ‘Oeroeg was mijn vriend’ combineert in maar vier woorden de positie van de verteller, het verlies en het thema, de vriendschap, met die vreemde naam. Deze eerste zin maakt nieuwsgierig. Dan volgt het beeld van de toverplaatjes, dat niets weggeeft van de tragedie, maar wel van de aard van deze verbintenis: ‘Zó komt ook Oeroeg tot me terug, wanneer ik me verdiep in het verleden.’ En dan tweemaal opsommend waar ze samen waren, wat ze samen deden – Oeroeg en ik, Oeroeg en ik, Oeroeg en ik. Het einde van de eerste alinea haalt de lezer definitief over om door te lezen:
‘Misschien prikkelt mij zijn onherroepelijk, onbegrijpelijk anderszijn, dat geheim van geest en bloed, dat voor kind en knaap nog geen problemen opwierp, maar dat nu des te kwellender schijnt.’
Hoe had Oeroeg anno 2009 anders geschreven kunnen zijn? Met ‘lijkt’ in plaats van ‘schijnt’, en ‘knaap’ was gesneuveld, niet zozeer omdat het ouderwets is, maar omdat alliteraties zelfs in gebeeldhouwde, bijna aforistische zinnen als deze niet sober genoeg zijn naar de smaak van uitgevers van nu. Maar kneuterig is het niet, ouderwets evenmin, het is geen W.G. van der Hulst of Johannes Nowee, je hoeft je niet in te zetten om door te lezen.
En had Oeroeg simpeler geschreven kunnen zijn? Ongetwijfeld. De reeks Leeslicht, een initiatief van stichting Lezen & Schrijven en Uitgeverij Eenvoudig Communiceren, richt zich op de 1,5 miljoen laaggeletterden die ons land kent. De bewerkers snoeien in zinsstructuur en moeilijke woorden tot er korte, simpele zinnen staan, zo ongeveer als de eerste zin van Oeroeg. De bewerkster van Twee vrouwen kwam bij Radio Nederland Wereldomroep aan het woord, en haar behandeling van de eerste alinea’s van Mulisch’ boek is illustratief: ‘Ik zit de hele avond in mijn werkkamer. Met een fles wijn. Plotseling ben ik doodmoe.’ Ongetwijfeld waren ook de constructies van Haasses zinnen na de eerste sterk vereenvoudigd, en waren woorden als ‘entourage’, maar vooral ‘sawapaden’ en ‘mandoer’, dan gesneuveld.
Ik geloof niet dat de stijl van Oeroeg verouderd is, maar wat mij ‘knaap’ doet accepteren, maakt ook ‘mandoer’ vanzelfsprekend; het is een welwillendheid die opgewekt wordt door juist die complexere structurering van de tekst en – toegegeven – die leeslichte beginzin. Het is die welwillendheid die noodzakelijk is om dit boek, om alle literatuur te kunnen lezen. Want het is de vreemdheid van die woorden, niet van een andere tijd maar van een andere cultuur, die juist essentieel is voor deze geschiedenis. Misschien is dat de reden dat Haasse haar toestemming tot een Leeslicht-bewerking niet heeft gegeven: al vanaf de eerste keer dat de naam Oeroeg valt, begint een proces van identificatie en analyse, van intimiteit en afstand nemen, dat eenvoudigweg niet te versimpelen is, of te moderniseren.
Stap 10: Eigen beoordeling van het werk
Ik vond het boek ‘Oeroeg’ heel erg mooi. De structuur was erg duidelijk en chronologisch, wat het voor mij ook duidelijk maakt en dus ook een beter boek dan als het allemaal door elkaar heen loopt. Sommige woorden kende ik niet of waren Soendanees, waardoor ik ze niet begreep. Ook moest ik soms een paar keer dezelfde zin doorlezen om hem te begrijpen, omdat hij nogal lang of ingewikkeld was. Maar dat maakte het juist weer uitdagender! Je kunt je goed inleven omdat het verhaal wel echt gebeurt zou kunnen zijn en zelfs erg logisch is, hoe het leven van de ik-persoon verloopt. Logica maakt het boek voor mij ook leuker. Ook het feit dat het realistisch is, waardoor ik me kan inleven, maakt het boek mooi. Maar dat betekent niet dat ik fantasieboeken niet leuk kan vinden, maar in deze situatie maakte de realiteit het boek mooi. De schrijver heeft dit boek geschreven als verslag van zijn leven en hij wilde het beeld gewoon vastleggen. Nou, dat is haar goed gelukt. De verslagvorm maakt het verhaal mooi. Erg veel emotie zit er niet in vanuit de schrijver zelf, maar als je het boek van het begin af aan leest en dan het einde leest, krijg je er wel emotie van. Je vind het jammer dat het zo had moeten lopen met Oeroeg en de ik-persoon. Ook dat maakt het verhaal mooi om te lezen. Al met al een geweldig boek om te lezen voor je lijst!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten